Bijna tweeëntwintig jaar, waarvan op één maand na eenentwintig jaar getrouwd, was ik gelukkig met de vrouw die, in mijn ogen, de mooiste en de liefste van de hele wereld was. Dit jaar, in februari, iets meer dan een maand voor ze drieënvijftig zou worden stierf ze zomaar, geheel onverwacht in mijn armen. Op mijn achtenveertigste was ik opeens weduwnaar.
Mijn hart was gebroken en ik voelde mijn ziel in stukken scheuren. Ik heb gevloekt, ik heb gescholden en zelfs gebeden of ik niet mocht ruilen. Het heeft allemaal niet geholpen. Het was afgelopen en klaar.
Hoe zeer het ook deed en doet, hoe ik haar ook mis, ik probeer mijn zegeningen te tellen.
We hebben samen drie prachtige kinderen grootgebracht. Elk met hun sterke en minder sterke kanten, maar inmiddels wel volwassen en zelfstandig. Ze staan alle drie goed in het leven.
We hadden niet veel vrienden, maar in nood leer je je vrienden kennen. Ik ben er niet één kwijtgeraakt. Allemaal stonden en staan ze voor me klaar.
Ik heb een een hele fijne schoonfamilie van zwagers, schoonzussen, schoonouders en neven en nichten. We hebben een fijne band en hebben steun aan elkaar.
Ik heb mensen leren kennen waar ik het goed mee kan vinden. Mensen die een zelfde verlies hebben meegemaakt. Waar ik mijn verhaal aan kwijt kan en die hun verhaal en hun problemen ook altijd en op elk moment met mij mogen delen.
Het verlies is niet minder, maar dat zijn wel de zegeningen die het iets minder moeilijk maken. Soms is het even heel lastig, want God wat hield ik van haar.
Lees anders ook even Pannenkoekendag over hoe we elkaar hebben leren kennen…
0 reacties
1 pingback