“Opa?”
“Ja Bolletje”
“Mijn benen zijn moe”
“Kijk Bolletje, daar is een bankje. Zullen we daar even gaan zitten?”
“Ja opa. Dat is goed.”

Als kind vond ik het altijd geweldig om bij mijn opa en oma te logeren. Mijn vader was enig kind en mijn zus en ik waren de enige kleinkinderen. Opa was met pensioen en ze hadden altijd alle tijd voor ons. Logeren bij opa en oma was altijd een feestje want we werden verschrikkelijk in de watten gelegd en kregen alle aandacht. Vaak logeerden mijn zus en ik er apart.

Opa en oma aten warm tussen de middag en als we er als kind logeerden dan mochten we altijd kiezen wat we gingen eten. Voor mij was dat gekookte bietjes met aardappelen en draadjesvlees met ouderwetse èchte jus. (Het water loopt me nog in de mond als ik er aan denk). Als toetje kregen we altijd zelfgemaakte custard-vla. Ik verheugde me altijd enorm op het middageten en ik bezwoer als zes-jarige telkens dat ik later, als ik groot was, toch echt met oma ging trouwen.

Opa en oma hadden allebei geen rijbewijs en een auto was er ook niet. Maar opa had wel een fiets, een ouderwetse Gazelle met een terugtraprem en achterop de bagagedrager zat een dubbele fietstas.

Mijn oma ging tussen de middag rusten. Ze had zo’n lekkere stoel waarbij, als je aan een hendel trok, een voetensteun naar buiten kwam en de rugleuning naar achteren ging. Hoewel ik mij echt kon verheugen op het eten, kon ik er bijna niet op wachten tot mijn oma, na de warme lunch, even ging rusten, want dan ging ik met opa op pad.

Als oma lag te rusten dan kwam de fiets van opa uit de berging en werd ik achterop gezet, met de benen in de fietstassen en dan fietsten we vaak naar park Berg en Bos, een kleine tien minuten fietsen. De fiets werd voor het park op slot gezet en dan gingen we wandelen.

Mijn opa hield van de natuur. Hij kende alle vogels, alle bomen en planten en wist enorm veel en mooi te vertellen over alle dieren die in het park leefden. Zo wandelden we door het park. Langs de grote vijver, richting de Acacia-hal met het grote veld en dan een paadje af langs een van de vele sprengen-beekjes die door het park liepen. En als ik moe was, dat stopten we even. Uit zijn zak kwam dan een boterhamzakje met katjesdropjes. Ik kreeg er dan een. En even verderop op het bankje, kwam er uit zijn jaszak een appel en een aardappelschilmesje. Dan aten we samen een appeltje.

Ik ben eigenlijk niet heel gek op drop. Ik lust het wel, maar mijn favoriet is dan toch de ouderwetse katjesdrop. Eigenlijk ben ik ook niet zo heel dol op wandelen, maar het gezelschap maakt veel goed en ik heb op latere leeftijd geleerd dat het me soms heel goed helpt om mijn gedachten op een rijtje te zetten en vervelende dingen van me af te schudden.

Ik ben nog steeds enorm dankbaar dat ik deze ervaringen heb en dat ik mijn grootouders heb mogen kennen. Van hun heb ik geleerd dat iets kleins geven, zoals aandacht en tijd, enorm waardevol kan zijn. Als je iets kleins met veel liefde geeft, kunnen dure cadeaus daar bij lange na niet tegenop.